Het Bossche Pumpke aan de Parade is wijd en zijd bekend. Al drie generaties Bosmans beheren het café, dat zijn oorsprong heeft in de Hooge Nieuwstraat, een aangrenzende straat van De Pijp, de verdwenen volksbuurt rond het politiebureau. Truus Bosmans-Den Dunnen vertelt over het ontstaan, de sfeer en de verhuizing van 't Pumpke naar de Parade.
Truus Bosmans-Den Dunnen (2 september 1898 / 19 september 1981), moeder van De Kikvorschen. Foto: Gérard van Kessel.
Het oorspronkelijke café 't Pumpke aan de Hoge Nieuwstraat 15-17 nabij de vroegere Veemarkt aan het Kardinaal van Rossumplein. Foto: Stadsarchief
't Pumpke kort na de verbouwing in 1946. Het was de achterkamer van Jan en Bét Bosmans aan de Hooge Nieuwstraat, waar 't Nachtpitje vergaderde. Onder de schouw Jo de Stip, bijnaam De Knook, dirigent van de fanfare. Tweede van links De dikke (Johan) van Esch. Rechts vasthoudend aan de lambrizering Kaat te Pauw, ofwel Louis de vaandeldrager. Helemaal rechts sigaren maker Koos Geenen, zittend derde van rechts De Dikke Keyzer en rechts in het hoekje De Kale Jan Aarssel met links naast hem Piet van de Wildenberg uit de Minderbroedersstraat.
Jan Bosmans trouwde in 1927 met Truus Den Dunnen, een protestantse uit Made-Drimmelen. In het jaar voorafgaand aan hun huwelijk namen zij van hun (schoon-)ouders Jan en Bèt het café in de Hooge Nieuwstraat 15-17 over, dat later de naam kreeg van 't Pumpke, zo genoemd naar de waterpomp die voor de deur stond. Jan was eigenlijk goudsmid van beroep. Als parelzetter hielp hij ‚De Kromme Gijben’ die een werkplaats had in de Clarastraat.
Zijn vrouw, later bekend als Moeder Truus vanwege haar zorg voor De Kikvorschen, had de broek aan. Zij is jaren de waardin geweest van het stamcafé van de folkloristische fanfare.
Boeren uit de Langstraat en de Meierij, die de veemarkt aan het Kardinaal van Rossumplein bezochten, handelslui en militairen gelegerd in Citadel- en Tolbrugkazerne, behoorden tot de vaste klanten van de talrijke herbergen, logementen en cafeetjes, die de soms luidruchtige volksbuurt zo speels maakten. Truus was naar de grote stad gekomen om er een werkhuis te vinden. Ze was al enige jaren in dienst van de protestante dokter Den Dooyen in de Nieuwstraat, toen zij Jan Bosmans leerde kennen in Lohengrin, een restaurant dat in de oorlog door brand werd vernield. In de tijd van haar verkering werd zij daar kamermeisje.
Pastoor De Kroon van de St. Pieter, verplichtte haar zich tot het katholieke geloof te bekeren om met Jan te kunnen trouwen. Spoedig daarna werd hun enige zoon Jan geboren.
't Nachtpitje
Truus was de zakenvrouw. Zij beheerde het café dat een kleurrijke klandizie had van schippers, kooplieden en boeren. Tot in de late uren was het oorspronkelijke water- en vuurhuis het vergaderlokaal van de ambachtslui uit de binnenstad: kappers, slagers, kruideniers en muzikanten. Kapper ‚De Kromme van Delft’, slager Jo de Stip en Piet Bosmans, broer van Jan, kozen 't Nachtpitje als toepasselijke naam voor hun vriendenclub.
In 1927, toen de elf-elfavond naderde, haalden ze hun instrumenten van de zolder. Als blèrende zangers en kwetterende muzikanten doken ze het carnavalsgewoel in. De naam ‚De Kikvorschen’ was geboren. Kastelein Jan Bosmans zou als penningmeester de centen beheren. Maar het was Moeder Truus die achter de schermen het zaakje in de gaten hield. Van contributie was geen sprake, zo weinig zakelijk ging het er aan toe. Trouwens: ‚Van een kikvors kun je geen veren plukken’. Uit het geldlaatje van 't Pumpke of van onder der schort stopte Truus deze en gene wel eens wat toe.
Op dinsdagavond na carnaval was het vaste prik: Moeder Truus schudde haar schort in de geldla leeg en nam haar jongens mee op stap. Haar vriendenclub met Kaat te Pauw, ofwel Louis de vaandeldrager, de drie slagers: Arie de Bruin, Marinus van de Wildenberg en Jan Cornet, stoffenhandelaar Jacob Voltijn, postman Jo Gerritsen, bloemist Frans Leenhorst, de eerste dirigent Moos de Winter en verder George Renaard, Koos Geenen, Cees en Toon van Stiphout, Frans Kwaks en Piet Taks, De Dikke Keyzer en Jan Aarssel trokken van kroeg naar herberg, van het ene lokaal naar het andere café, dweilend over de straat.
Met de overplaatsing van de Veemarkt naar de Brabanthallen in 1931 en door de sanering van De Pijp, verloor het café zijn bestaansrecht. Veertig jaar hadden Jan en Truus in de Hooge Nieuwstraat gewoond.
Eind jaren vijftig wilde zoon Jan Bosmans het pandje, dat eigendom was van de familie Janssen-Kitselaar, kopen.
Het zoeken naar een opslagplaats voor de lambrizering, de lampen, ontworpen door Willem Thelissen en gemaakt door Toon van Stiphout en de antieke schilderijen werkten storend op de onderhandelingen. De vraagprijs liep plotseling op. Toen konden beide partijen het niet meer eens worden.
Veel van het interieur raakte verloren door de verlaten toestand van het pand. Ook de archieven, ledenlijst, foto's en andere papieren in blikken trommels konden niet meer worden achterhaald.
Op de eerste van de wijnmaand van 1960 nam de hele familie en vriendenkring afscheid van de gezelligste huiskamer van de stad, zo schreef kroniekschrijver Henk Teulings.
14 december daaropvolgend opende 't Pumpke officieel aan de Parade. Eerst nog op de hoek met de Kerkstraat. Vanaf 1968 op het huidige adres met Jan en Marietje Bosmans als de herbergiers. De vierde generatie is inmiddels aan het bewind met Hans, Rico en Ellen.
De laatste jaren van haar leven woonde Truus Bosmans-Den Dunnen op haar flatje in Zuid. Op 25 september 1981 nam het katholieke en carnavaleske Den Bosch temidden van de folklore waarvan Moeder Truus zo genoot, afscheid van een Kikvorschvrouw, die meer dan een gouden Oetel had verdiend.
| 33 |